Eén van de grote aanwinsten van de Coronatijd is voor mij ‘the Chapel community’. Een zogeheten social media-netwerk op internet, dat alweer bijna een jaar geleden werd opgericht op initiatief van mijn dierbare Amerikaanse collega Nadia Bolz-Weber. In ‘the Chapel‘ is in nog geen jaar tijd een wonderlijk soort gemeenschap ontstaan. Heel internationaal, en voor een groot deel via geschreven berichten. Maar soms spreken we elkaar min of meer ‘live’, dat is dan weer meestal via een internet-videoverbinding. Zo organiseert ‘the Chapel’ drie keer per week een korte gebedsdienst die online te volgen is. Daarbij is ook veel ruimte voor inbreng van de deelnemers aan die gebedsdienst.
De afgelopen maand, januari, was het verbindende thema “ons lichaam”. Soms heel letterlijk: zo hebben we ook een keer uitgewisseld waar ieder van ons littekens had en waar die vandaan kwamen. Maar via die heel concrete littekens kwamen we ook op de andere wonden die ieder van ons tijdens haar of zijn leven heeft opgelopen. En wat blijkt dan: ieder van ons is wel op de een of andere manier verwond geraakt. Vaak vanuit onze kindertijd. Dat uit zich dan later vaak in problemen om goede relaties op te bouwen, in perfectionisme, in schuldgevoelens zonder duidelijke oorzaak… Ik noem maar een paar concrete voorbeelden, maar er zijn er nog veel meer. Veel van die wonden worden van de ene op de andere generatie doorgegeven omdat we vaak niet goed weten hoe die wonden te genezen, of omdat onze ouders of wijzelf niet eens wisten dat die wonden er waren.
Als er één ding is dat ik in de loop van mijn eigen leven geleerd heb over dit soort wonden: ontdekken en erkennen dat ze er zijn is altijd de eerste stap naar genezing. Vaak zelfs de meest belangrijke stap. Tegelijk kan het een grote troost zijn om te weten dat ik niet alleen sta met mijn verwondingen: ieder van ons draagt wonden met zich mee. Het is dus om te beginnen al niets om je over te schamen en al helemaal niet om je schuldig over te voelen. En áls we dan sommige van onze wonden kunnen genezen, dragen we nog altijd de littekens.
En tegelijk zijn onze wonden – hoe tegenstrijdig het ook mag klinken – een weg naar elkaar én naar God. Juist in het herkennen én erkennen van elkaars wonden kunnen we elkaar nabij zijn en elkaar helpen om te genezen. Ik vind het ook veelzeggend dat Jezus – de mens in wie God zelf naar ons toe kwam – na zijn verrijzenis juist herkend en erkend werd omdat zijn wonden nog zichtbaar waren. God zelf raakte gewond, en daarmee werd Hij, in de persoon van Jezus, nóg meer één van ons. Als wij, in naam van Jezus, met elkaar een ruimte kunnen vormen waarin ieders wonden herkend en erkend kunnen worden, om zo elkaar ook bij te staan op de weg naar genezing – dan is Hij werkelijk in ons midden.