Terwijl de zomer voortgaat met soms hevige regenval en soms wat gedruppel, ligt het eerste deel van mijn vakantie alweer achter me. Er komen nog wel een paar dagen hier en daar, maar de langste aaneengesloten periode heb ik gehad. Die was overigens ook maar zes dagen. De duur zegt echter lang niet altijd iets over de ‘impact’ die zo’n korte vakantie dan heeft. Het begon er al mee dat ik ben gaan kamperen. Dat heeft altijd een speciale uitwerking; als mijn tent eenmaal maar opgezet is ben ik tegelijk thuis en er écht ‘uit’. Zelfs al zijn het maar een paar dagen.
Deze kampeervakantie was op zich al een ‘plan B’, want het ‘plan A’ was geweest: zeilen op de Waddenzee. Het ‘plan B’ was vervolgens: een week kamperen op een camping aan de oever van de rivier de Semois. Die camping lag prachtig, maar was ook erg onrustig terwijl ik in de eerste plaats behoefte had aan rust…. en dus kwam er al heel gauw een ‘plan C’. Uiteindelijk kampeerde ik maar één nacht aan de Semois en vervolgens – ‘plan C’ – vier nachten op twee verschillende plekken bij mensen in de tuin. Eerst de achtertuin van de pastorie in Beauraing en daarna een tuin aan de rand van Profondeville, tien kilometer ten zuiden van Namen. Dit werd mogelijk gemaakt door een initiatief dat aan het begin van afgelopen zomer is ontstaan: ‘Welcome to my garden’, oftewel ‘Welkom in mijn tuin’. Een website waarop mensen hun tuin open kunnen stellen voor kampeerders met kleine tentjes, die dan maximaal twee nachten komen kamperen. Wat een verademing waren die twee tuinen na de drukte op de camping. Zowel vanuit Beauraing als vanuit Profondeville was het ook erg mooi wandelen, dus mijn vakantie kon hoe dan ook niet meer stuk. Daar komt nog bij dat de meeste mensen die hun tuin openstellen voor kampeerders, zelf ook graag kamperen of dat in het verleden gedaan hebben. En hoe dan ook hebben zij de gastvrijheid hoog in het vaandel staan. Dat zorgt eigenlijk per definitie voor een prettige sfeer.
Maar de kers op de taart kwam vrijdagavond, in Profondeville. Na het eten, dat ik in alle rust op mijn spiritus-brandertje had gekookt, werd ik door mijn gastvrouw uitgenodigd om met haar op het terras bij het huis een tas thee te komen drinken. En vervolgens hebben we tot laat in de avond zitten praten. Over van alles en nog wat. Het ging in het Frans, dus dat viel in eerste instantie nog niet mee, maar gaandeweg ging ook dat soepeler. Het was een ontmoeting in de ware zin van het woord, en dat is altijd kostbaar. Eigenlijk zijn dat de mooiste – die ontmoetingen die volkomen onverwachts komen. En waarin je feitelijk niets van elkaar verwacht. Een goede vriend van mij vertaalde ‘ontmoeten’ eens met ‘ont-moeten’: afzien van moeten. Zo’n ontmoeting was het, op die zomerse vrijdagavond in Profondeville.
Echte ontmoetingen zijn wezenlijk in een mensenleven. Het evangelie staat er vol van – het leven van Jezus hangt aan elkaar van ontmoetingen. Een echte ontmoeting kan je leven veranderen. Hoe dan ook zijn ontmoetingen vaak de lichtpuntjes op onze weg. Vooral als ze onverwachts komen en als er ‘niets moet’; als het echt om een ont-moeten gaat.