Dit jaar viel mijn vakantie net tussen twee momenten van extreme regenval in. Nog geen week voordat ik naar de Ardennen vertrok, gingen boven het oosten van het land de hemelsluizen wagenwijd open. En de avond van de dag dat ik terug kwam, gebeurde hetzelfde – zij het Godzijdank met minder catastrofale gevolgen – in Namen en Dinant. Dit voorjaar liep ik nog in de Hoge Venen langs het bescheiden riviertje de Vesder en genoot van de rust daar. Nu trad datzelfde riviertje op 15 juli opeens op dramatische wijze buiten haar oevers. Een ramp voor met name de bewoners van Verviers en Pepinster, beide aan de Vesder gelegen. En wat het extra tragisch maakt: de wijken die het hardst werden getroffen, waren juist de armste wijken. In De Standaard van afgelopen maandag stond een uitgebreide reportage over de gevolgen van de overstromingen voor de meest kwetsbare bewoners van Verviers, die sinds de overstromingen in de bovenverdiepingen van hun huizen bivakkeren. Hun huis is het laatste wat ze nog hebben, en ze zijn bang om het achter te laten – zelfs maar tijdelijk, om naar de opvang te gaan. Het zijn hartverscheurende verhalen.
De overstromingsramp laat mij met dubbele gevoelens achter. Aan de ene kant het enorme menselijke leed dat het gevolg is van de watersnood. Aan de andere kant echter het besef dat deze ramp, op de keper beschouwd, geen natuurramp is. Ja, er is wel sprake van geweld vanuit de natuur. Maar een belangrijke oorzaak van dat geweld is het feit dat onze aarde nu al decennia lang warmer aan het worden is. Door menselijk toedoen. En we weten ook al decennia lang dat dit aan de gang is. Maar het nemen van maatregelen die werkelijk iets uithalen, gaat tergend traag of gebeurt gewoonweg niet. Ook daar las ik de afgelopen dagen een reportage over, ditmaal van de Canadese journaliste en schrijfster Naomi Klein in de internationale publicatie The Intercept. Naomi Klein schrijft al jaren over de klimaatverandering, pas geleden nog via het boek Hoe je alles kunt veranderen (ondertitel: ‘De onmisbare gids voor de jonge klimaatactivist’). Een belangrijke oorzaak van die passiviteit van de rijke landen van de wereld – zo zegt zij – ligt in de veronderstelling dat het in Europa en Noord-Amerika allemaal niet zo’n vaart zou lopen met de gevolgen van de opwarming. Die zou vooral armere delen van de wereld treffen. We weten intussen dat de rijkere landen evengoed kwetsbaar zijn – zie de overstromingen in België en Duitsland en ook de extreme hitte van deze zomer in Noord-Amerika.
Klimaatverandering gaat ons allemaal aan. De ernst ervan ontkennen omdat je denkt dat het ons toch niet al te erg zal treffen: dat is een grof onrecht tegenover de mensen die er wél nu al door getroffen worden. In andere delen van de wereld of zelfs in eigen land, zoals de bewoners van Verviers en Pepinster. Daarnaast is het ook nog gewoon dom en kortzichtig. Generaties lang hebben we roofbouw gepleegd op onze planeet, die Franciscus van Assisi, in zijn grote liefde voor de Schepping, zo vertrouwelijk ‘onze zuster, moeder Aarde’ noemde. We moeten dringend op zoek naar nieuwe manieren om met onze zuster en moeder om te gaan. In ons eigen belang. En vooral ook in het belang van de kwetsbaarste mensen in ons eigen land en in onze wijde wereld.