Volgende week komt er geen blog uit, omdat ik dan op vakantie ben. Dat wordt kamperen in de Ardennen – gezien de huidige Corona-toestand blijf ik toch maar liever in eigen land en in eigen tent. Het betekent helaas ook dat ik voor de tweede zomer op rij niet kan gaan zeilen, en dat doe ik nu juist zo graag. Het liefst op de Waddenzee in het noorden van Nederland, en het liefst op het goede schip de Bruinvisch. Dit schip maakt deel uit van de in Nederland legendarische ‘Bruine Vloot’ van voormalige zeilende vrachtschepen en vissersschepen. Dit zijn allemaal zogeheten ‘platbodems’, schepen met een rechte bodem, gemaakt om in ondiep water te varen. De Bruinvisch dateert uit het jaar 1902. In de jaren 1960 is ze als half wrak in het bezit gekomen van de huidige eigenaar en schipper Cees, die haar in oude glorie herstelde. Sindsdien vaart Cees met passagiers op de Waddenzee en het IJsselmeer en heeft zo al heel wat mensen een onvergetelijke vakantie bezorgd.
Maar goed, dit jaar opnieuw geen zeilen op de Bruinvisch. Ik mis het wél, want zeilen brengt een heel eigen wereld met zich mee. Vooral op zo’n oud schip en vooral op de Waddenzee. De Waddenzee is een binnenzee die wordt getekend door veel ondiepten en een flink getijdenverschil. Als gevolg wordt ongeveer de helft van haar bodem bij laagwater tijdelijk droog land. Dat maakt de navigatie op deze zee een kunst op zich. Ik ken dan ook geen zee die zo dicht is bezaaid met bakens, die de vaargeulen aangeven. De eerste keer dat schipper Cees de navigatie aan mij overliet, was het plan om op een bepaalde zandbank aan te komen en daar ‘droog te vallen’, wat wil zeggen dat het schip bij laagwater tijdelijk op droog land komt te liggen. Alleen las ik in mijn onervarenheid de bakens verkeerd en vielen we op de verkeerde zandplaat droog. Nu bleek die zandplaat te grenzen aan een oesterbank die ons een overvloedige oogst aan heerlijke oesters opleverde. Sommige van mijn mede-passagiers van die reis denken nog steeds dat ik het met opzet heb gedaan. Ik kan me ook nog een andere reis met de Bruinvisch herinneren waarbij ik een hele dag naast de roerganger stond. Het enige wat ik te doen had, was zonder ophouden door een verrekijker turen om het volgende baken te vinden. Kortom, ‘never a dull moment’ bij het navigeren op de Waddenzee.
Bakens zijn dus belangrijk bij de navigatie, omdat het zonder die bakens knap lastig kan zijn om de vaargeul te vinden. Misschien is dat ook wel op onze levensweg. Die kan ook getekend zijn met diepten, ondiepten en getijdenverschillen, met zonnige dagen en storm op zee. Ook op die weg hebben we bakens nodig. Als hulpmiddelen die de weg wijzen. Voor mij is de Schrift zo’n baken, de gedachtenis aan de woorden en daden van Jezus. Iemand als Franciscus van Assisi is ook zo’n baken, en zo zijn er vast nog wel meer. Ze maken niet de vaargeul uit. Maar we hebben ze wel nodig om die vaargeul te vinden en zo een behouden vaart te hebben.