In deze Lijdensweek staat, zoals ieder jaar bij mij thuis, de Matthäus-Passion zo’n beetje de hele dag op. Het is en blijft een meesterwerk – maar al die dichterlijke schoonheid brengt zo haar eigen valkuilen met zich mee. “Komm, süsses Kreuz”, laat Bach erin zingen als de kruisweg naar Golgotha begint. Het enige probleem: er is niets “zoets” aan het kruis. Aan het kruis geslagen worden is een afschuwelijke manier om vermoord te worden.
Waarom liet God Jezus zó lijden? Het is een vraag waar christenen al 2000 jaar mee worstelen. Had dat niet anders gekund?
Nee. Het had niet anders gekund. Als we de gelovige intuïtie serieus nemen die zegt dat God zelf mens werd in Jezus van Nazareth, dan had het niet anders gekund.
Ik heb al mijn leven lang zitten steggelen met die lastige vraag van één God in drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. En nog steeds snap ik er nog steeds helemaal niets van. Maar dit geloof ik inmiddels wél: in Jezus, die ‘Christus’ genoemd wordt, hebben we met God zélf van doen. God zélf werd mens, met alles wat daarbij hoort. Maar dat betekent dan ook, dat het God zélf was die daar op Goede Vrijdag aan het kruis hing. Ik ben niet de eerste die dit zo heeft bedacht. De Duitse theoloog Jürgen Moltmann schreef al over ‘De gekruisigde God’, en hij deed dat in navolging van niemand minder dan Maarten Luther. Wie God belijdt als Vader, Zoon en Geest, die zal de moed moeten opbrengen om te erkennen dat de Zoon – die aan het kruis hing – voluit God is. En ook: als Jezus Christus niet voluit God was, dan zou het een wrede God zijn, die een mens zó laat lijden maar zelf buiten schot blijft. Dat is niet te rijmen met een ander cruciaal inzicht uit de christelijke traditie: dat God liefde is.
God, in zijn liefde voor ons mensen, is zóver gegaan dat hij zelf mens werd, om ons bestaan in onze onvolmaakte en gebroken wereld helemaal te delen. Tot lijden en dood aan toe. Bedenk daarbij dat het kruis destijds bij uitstek het middel was om opstandelingen en slaven te executeren: mensen die opstaan tegen machten die ont-menselijken, en mensen van wie de menselijkheid ontkend wordt. Tegelijk laat God in de aanloop naar het kruis zien hoe wij om moeten gaan met het geweld van de machtigen. Jezus wilde zelfs niet dat zijn leerlingen hem gewapenderhand zouden verdedigen toen hij gearresteerd werd om uiteindelijk ter dood veroordeeld te worden. Tot het bittere einde toe heeft Jezus uit liefde willen leven. Ook als dat betekende: liever onschuldig veroordeeld worden tot een marteldood, dan zelf met geweld terug te slaan.
De solidariteit van God met ons mensen is tegelijk een dringend appèl op ons. In Jezus heeft hij ons laten zien wat het betekent om, midden in de gebrokenheid van onze wereld, uit liefde te leven. Dit is, denk ik, in essentie wat we ieder jaar weer in de Lijdensweek gedenken. De uiterste solidariteit van God met onschuldig lijdende mensen, met opstandelingen tegen de macht van de dood, met mensen die tot niet-mens gemaakt zijn. Als mens heeft Jezus Christus, in wie God zélf mens werd, ons lot gedeeld tot het bittere einde. Uit liefde, midden in een onvolmaakte en gebroken wereld.