De koudste week van deze winter, een echte winterweek met sneeuw en ijs, is alweer voorbij. En net in die koudste periode van de winter is er op mijn bescheiden terrasje een al even bescheiden wondertje gebeurd. Tussen de potten met in de herfst langzaam aftakelende planten was er ook één die zo tot oktober helemaal leeg leek. Er had een cyclaam in gestaan, van het soort dat in de bergen van de Balkan groeit. Of beter gezegd: de knol daarvan stond er nog steeds in, maar alle bladeren waren allang verdwenen. Ik had ‘m ook al heel lang geen water meer gegeven, omdat ik dacht dat de plant onherroepelijk het loodje had gelegd.
En toen kwam er in het begin van de herfst opeens een blaadje tevoorschijn. En daarna nog meer. Tegen de tijd dat oktober in november was overgegaan, stond er een mooie donkergroene bladrozet in de pot te pronken. Ik was alweer begonnen om de plant water te geven. Niet dat ik er nog veel van verwachtte, maar ik vond wél dat zoveel doorzettingsvermogen beloond mocht worden. De winter kwam en mijn cyclaam ging vrolijk door met blaadjes maken. Toen kwam opeens die vorstperiode. Ik besloot om de plant voor alle zekerheid maar binnen te halen. De rest van mijn terrasplanten zijn allemaal van het robuuste soort, en ik hoopte maar dat die zich wel zouden redden. Maar van mijn cyclaam was ik niet zeker. Het is weliswaar een bergplant, maar cyclamen blijven kwetsbare planten.
En toen ik de pot opnam om de plant binnen te zetten, zag ik het wonder. Twee, drie, vier bloemknopjes, hele kleine nog. Midden in de winter, in de vrieskou. De week met sneeuw en ijs ging voorbij, en tegen de tijd dat ik mijn cyclaam terug naar buiten bracht, had ze al twee bloemetjes. Dezelfde plant die ik in september nog dood had gewaand, zat midden in de winterkou opeens vol leven.
Intussen weet ik na enig zoekwerk op Internet dat die bladeren die in de zomer verdwijnen en in de herfst weer verschijnen, en dat bloeien midden in de winter, de natuurlijke cyclus is van deze cyclamensoort. Maar dat wist ik nog niet op het moment dat de plant opeens in bloei kwam. Het leek een wonder, een ware wederopstanding. En eerlijk gezegd: dat ik nu weet dat het de natuurlijke gang van zaken is, heeft het wonder voor mij niet kleiner gemaakt. Want is het leven zelf, in al haar facetten, geen groot wonder?
Soms moeten we daar kennelijk even aan herinnerd worden. Dat zelfs in de grauwheid van een Corona-pandemie het leven om ons heen onstuitbaar dóórgaat. In de Drie Fonteinen staan de sneeuwklokjes al twee weken in bloei en werd ik vanmorgen in de ochtendzon vergast op een waar vogelconcert. Het leven, dat grote wonder waar wij óók deel aan hebben, gaat door. Het is niet voor niets dat de Veertigdagentijd – die vandaag begint en uitloopt op het grote feest van de Opstanding van onze Heer – in deze tijd van het jaar valt. Want midden in de dood staan wij in het leven….