Warm-hartigheid

Het was regenachtig en koud decemberweer, in een winkelcentrum vlakbij station Bordet in Evere, afgelopen maandagmiddag. Ik was daar omdat ik net de trein gemist had en dus maar even een warme beker thee ging halen in het hamburger-restaurant. Vanwege Corona was het zit-gedeelte gesloten, maar de afhaal was open. Ik kwam naar buiten en zag net onder het afdak bij de liften naar de parkeergarage een man zitten met een deken over zich heen en een kartonnen bord: j’ai faim, ik heb honger. Toen ik nog iets beter keek zag ik dat de deken ook nog een jochie van een jaar of tien verborg, kennelijk het zoontje van de man. Een triest tafereeltje. Ik gaf ze mijn los geld en baalde ervan dat het zo weinig was – in Coronatijden heb ik nauwelijks nog cash op zak. Net toen ik richting station begon te lopen, kwam er een mevrouw het restaurant uit met een grote papieren tas. Je zou zeggen: die heeft hamburgers gehaald en gaat nu naar huis om daar met haar familie van te genieten op deze grijze, grauwe dag. Maar de mevrouw liep naar de man en zijn zoontje toe, knielde bij hen neer en begon uit te pakken: hamburgers en kartonnen bekers, waarschijnlijk met iets warms erin. De mevrouw wenste de man en zijn zoontje een vriendelijk “bon appétit” en liep weg. En ik wist dat ik zojuist een daad van barmhartigheid had gezien.

Als je tegenwoordig dat Bijbelse woord ‘barmhartigheid’ gebruikt klinkt het nogal vroom en hoog-verheven. Maar als je dat wilt uitdrukken in gewone, 21e-eeuwse dagelijkse taal hoef je eigenlijk alleen maar de eerste letter te veranderen. Warm-hartigheid. En dan gaat het altijd in de Bijbel meestal om warm-hartigheid naar mensen die geen bescherming hebben. Weduwen en de wezen, in het Oude Testament. Dat zouden anno 2020 heel goed daklozen en vluchtelingen kunnen zijn. Ongeacht of ze door ‘eigen schuld’ in die situatie terecht zijn gekomen of hoe dan ook. Eén van de grote inzichten van de protestantse traditie is, dat God ook niet vraagt naar onze verdiensten. Hij houdt van ons zoals een vader of moeder houdt van een kind dat misschien wel stomme dingen uithaalt en stomme keuzes in haar of zijn leven maakt. En toch zal zo’n moeder of vader nooit opgeven. Zo is het ook met Gods liefde.

Ik weet niet hoe die vader en dat zoontje daar in dat winkelcentrum in Evere in hun situatie terecht zijn gekomen. Ze spraken geen Nederlands en hun Frans was ook maar gebrekkig. Maar ook zij zijn kinderen Gods. Of die mevrouw met de hamburgers nu christen was of niet; dat interesseert me eigenlijk helemaal niet. Ze deed wat gedaan moest worden. Wel wetende, vermoed ik, dat het niet genoeg was. Want het mag toch niet zo zijn dat een vader en zijn zoontje in een vreemd land, waar ze de taal nauwelijks van spreken, in de regen en de kou moeten zitten, in de hoop dat iemand ze wat geld geeft zodat ze misschien wat kunnen eten. Zolang dat soort toestanden blijven voortbestaan, hebben we enorm nood aan dat andere centrale woord uit de Bijbel: gerechtigheid. Dat ieder mens tot haar of zijn recht komt, of met andere woorden: dat ieder mens een menswaardig leven kan leiden. Als ik de Bijbel in twee woorden zou moeten samenvatten, dan zouden het deze twee zijn: gerechtigheid en barmhartigheid. Laten we met elkaar hopen en ook met elkaar ervoor leven dat er van die twee kostbare goederen meer te vinden mag zijn in 2021 dan ervan te vinden was in 2020.

Hoe dan ook wens ik jullie allemaal: een gezegend eindejaar en een warm-hartig Nieuwjaar.

Heleen Ransijn, predikant WTS-kerk Vilvoorde

Plaats een reactie