Zoals jullie misschien wel weten – ik heb er al twee keer over in De Ring geschreven – ben ik op dit moment in behandeling vanwege borstkanker. Godzijdank geen ernstige vorm. Geen uitzaaiingen, een kleine tumor die er met de operatie ook helemaal uit gehaald is. Maar op dit moment moet ik nog bestraald worden. Drie weken lang. En dat moet gebeuren in Mechelen. Nu is het zo dat ik sinds het begin van de Corona-crisis, half maart, de gewoonte heb om iedere ochtend te beginnen met een wandeling. Door de Drie Fonteinen, langs de holle wegen rond Vilvoorde, langs de Tangebeek. En ik kwam er achter dat de route tussen station Mechelen-Nekkerspoel en het ziekenhuis wel eens een prettige wandelroute zou kunnen zijn. Dus kon ik de twee mooi combineren. Dat heb ik nu een week gedaan en dat is inderdaad prima te doen. Daar ben ik heel blij mee, want die dagelijkse wandeling kan ik niet missen.
Wandelen is de meest natuurlijke manier om voort te bewegen. Je hoeft er niet bij na te denken, hoogstens goed op te letten dat je niet over een boomwortel struikelt. Je kunt het doen in je eigen tempo, heel rustig aan als je benen niet zo goed meer zijn, of flink doorstappen als je benen nog wel in orde zijn. En al wandelend gebeurt er iets. Wandelen geeft rust. Op de een of andere manier vervagen de dagelijkse zorgen een beetje. Er komt ruimte in je hoofd. Soms overdenk ik hele stukken van mijn zondagse preek tijdens mijn ochtendwandelingen. Die uitwerking heeft wandelen. Het heeft een rustig ritme, dat werkt waarschijnlijk ook mee. En datzelfde rustige ritme, dat vind ik terug in de psalm die voor vandaag op het dagelijkse leesrooster staat dat wereldwijd in kloosters wordt gebruikt. Een leesrooster dat ik zelf ook al jarenlang gebruik. Als houvast en – oneerbiedig gezegd – als mijn dagelijkse portie Schriftlezing.
Het gaat om Psalm 23, de psalm van ‘De Heer is mijn Herder’. Daar zit ook zo’n rustig wandelritme in. En het mooie van die psalm is: het is niet alleen maar pais en vree. De psalm heeft wel degelijk weet van de donkere kanten van een mensenleven. Er staat ook in: “al moet ik door het dal van de dood, ik ben niet bang, want U bent bij me.” De psalmdichter – volgens de overlevering was het de grote koning David – die weet van de duisternis en de dood. En die stopt hij ook niet weg. Maar door dat vertrouwen van “de Heer is mijn Herder” komt het in een ander licht te staan. Het dal van de dood bestaat nog steeds, maar je hoeft er niet bang voor te zijn. Want God is bij je.
Misschien is de dichter wel op al deze woorden gekomen onder het maken van een lange wandeling. Misschien langs een verkwikkende beek, en dan een stuk door de woestijn heen. Want in het deel van de wereld waarin deze psalm geschreven werd, ligt dat soms vlak naast elkaar. Ik stel me dat zo voor, dat die psalm zo geschreven is. Tijdens een wandeling. In z’n eigen ritme. Langs het stromende water. Door dat stuk woestijn heen. En met dat alles: de Heer is mijn Herder. Ik hoef niets te vrezen. Dat is een vertrouwen, een gemoedsrust die ik ons allemaal toewens. Zeker in deze rare, onzekere tijden. En misschien is het ook voor ons wel waar: dat de Heer onze Herder is. Als wij maar durven vertrouwen.